Update na etappe 7 van Belfort naar Chalon-sur-Saône
Vanochtend gaat om 6 uur de wekker. Na een korte maar efficiënte nacht is de was droog en zijn de benen goed. Gisteren bestond mijn drink- en eetpatroon uit: Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. De weegschaal geeft aan dat dit helpt: Weer twee kilo erbij. Volgens Jozien, de inspanningsfysiologe, die vandaag gearriveerd is voor de ondersteuning van de tweede week, is dat het resultaat van omzetting van lichte vetten naar zware spieren. Het is maar goed dat ze er nog niet bij was toen ik twee kilo was afgevallen, want ik weet niet of ik de mentale dreun die haar verklaring daarvoor (je hebt je spieren opgegeten) te boven was gekomen.
Vandaag is de langste etappe (230 km), maar niet de zwaarste. In de eerste 130 km staan twee klimmetjes van de vierde en één van de derde op het programma. Na de bergetappe van gisteren maken we ons over die klimmetjes geen zorgen. Als Jan de G na precies een uur fietsen roept: "Nog maar 200 km", worden we niet direct blij, maar ons humeur wordt al snel beter als onze begeleider Jan R na ruim 70 kilometer een mooie plek heeft inclusief verse aardbeientaartjes. Onze begeleider zijn voor één week is voor Jan wat laminaat leggen is voor mij: Tegen de tijd dat je het perfect door hebt, is het klaar. Vanaf deze plek heel veel dank, Jan!
Hoewel we door prachtige streken rijden (Doubs, Jura, Saône), duurt 230 km fietsen best lang. Twee soorten tijdverdrijf hielden mij vandaag bezig. Dalen en wiskunde op de fiets.
Dalen. Onze beste daler is zonder twijfel Gerben. Zodra de weg een beetje naar beneden loopt spuit hij ons voorbij. Na lange afdalingen staat hij minuten beneden op ons te wachten. Gisteren toonde hij zijn daalkunsten toen hij voor mij uit daalde en ik keihard werd ingehaald door fietsers die er wel heel professioneel uitzagen (geschoren benen, en zo te zien minsten 36 tandjes op het kleinste tandwiel voor en hoogstens 28 op het grootste achter). Ze zaten niet op hun zadel maar op hun buis. Het zal mij benieuwen of ze Gerben in gaan halen, dacht ik. Dat leek inderdaad het geval totdat Gerben in de gaten had dat ze er aan kwamen. Hij zette aan en die twee hebben hem niet meer gezien. Gerben daalt niet gevaarlijk. Er zijn twee verklaringen waarom Gerben zo hard gaat. Ten eerste duwt hij zijn lijf in de bocht in een hoek, net zoals hij Fabian Cancellara in een filmpje heeft zien doen. (Dit is dezelfde Fabian van de muur van Gerardsbergen uit een eerdere blog.) Ten tweede gebruikt hij een vijfde remblok. De overige vier remblokken, die je vanaf je stuur bedient, zorgen voor toch wat schokkerig remmen, worden snel te warm bij langdurig gebruik en slijten snel in de regen. Het vijde remblok bestaat uit je romp. Wil je remmen, dan hef je hem op, wil je harder dan duw je hem horizontaal. Het vijfde remblok remt vloeiend, wordt niet warm en slijt niet (sterker nog, je rug wordt weer soepel). Hoewel de tourdirectie de etappe van vandaag als vlak heeft gekwalificeerd, zit er nog steeds 2717 hoogteverschil in. Als je 24 domtorens op elkaar stapelt en van het topje naar beneden fietst, heb je ook vandaag best veel oefenmateriaal om deze twee tips in de praktijk te brengen. Het ziet er nog allemaal heel esthetisch uit, maar ik kom na vandaag al een stuk beter naar beneden.
Wiskunde op de fiets. In een beklimming fietsen we langzamer dan op het vlakke, maar na een beklimming komt weer in een afdaling waarin we dat snelheidsverlies kunnen compenseren. Helaas duurt het langer om te klimmen dan om te dalen, dus is klimmen niet goed voor onze gemiddelde snelheid. Hoe zit dit precies? Met wat wiskunde van de middelbare school is deze vraag eenvoudig te beantwoorden. Om het niet te ingewikkeld te maken veronderstel ik dat de som van onze klimsnelheid (s_k) en onze daalsnelheid (s_d) voor ons constant is, zeg 62 km/u. Dus: s_d = 62 - s_k. Stel we klimmen eerst over een afstand a en dalen dan dezelfde afstand. Dan geldt voor de s_g, onze gemiddelde snelheid: s_g = a / (t_k + t_d), waarbij t_k onze klimtijd en t_d onze daaltijd is. Ook geldt: t_k = a/s_k en t_d = a/s_d = a/(62 - s_k). Dit betekent dat t_k + t_d = (a * (62 - s_k) + a * s_k)/(s_k * (62 - s_k) = a * 62/(62 * s_k - s_k^2) = a/(s_k - s_k^2/62). De afstand a valt nu weg uit de formule voor s_g, want we hebben nu gevonden:
s_g = 2 * (s_k - s_k^2/62).
Als we s_k = 31 km/u invullen vinden we inderdaad terug dat s_g = 31 km/u, want we zijn nu een helling van 0% aan het beklimmen die je net zo hard weer af rijdt. Nog een paar waarden: Als we met 10 km/u klimmen, zakt onze gemiddelde snelheid in tot 17 km/u. Als we met 15 km/u klimmen, zakt onze gemiddelde snelheid in tot 23 km/u. Als we met 20 km/u klimmen, zakt onze gemiddelde snelheid in tot 27 km/u. Voor nu houd ik het bij dit simpele modelletje. Later ga ik aan dit modelletje nog stijgingpercentages toevoegen en een poging doen om onze fietstijd afhankelijk van het hoogteprofiel te voorspellen.
Minder leuk nieuws is er over Edwin. Het blijkt dat gisteren op de Planche des Belles Filles zijn zadel gebroken is. Vandaag zat hij dus niet lekker op de fiets. Hij overweegt morgen niet van start te gaan en eerst te rusten, een nieuw zadel te regelen en dan overmorgen weer aan te sluiten. Verder zijn Axel en Pim gearriveerd die morgen met ons de 200 km naar St Etienne gaan fietsen, onder begeleidng van Dick en de eerder genoemde Jozien.
De eerste week zit erop. Hopelijk tot morgen!